Untitled Page
COSS
kids Nederland

Coalition of Silicone Survivors
Artur Dale Ericson
COSSkids is onderdeel van Coalition of Silicone Survivors - Boulder Collorado USA
Oktober 2016
naar boven
 
COSSkids NEDERLAND
Journal of Nutritional en Environmental Medicine, Abingdon, maart 1998;


Abstract:

Siliconen borstimplantaten worden in verband gebracht met een verscheidenheid aan medische aandoeningen. Dit artikel is het eerste in een analyse van de gegevens die zijn verzameld in meer dan 500 patiënten met aandoeningen die voorkomen bij en samenvallen met implantatie van verschillende type siliconen borst prothesen. Bij een overgrote meerderheid, meer dan 87% van de symptomatische patiënten, blijken een neuropathie te hebben (demyeliniserende en axonale diagnose gedaan op zenuw spierbiopsie en ELISA-analyse), terwijl ongeveer 22-25% van de symptomatische patiënten geen tekenen vertonen van auto-immune schildklierziekte. Bij een klein percentage van de patiënten (10-12%) is het bewijs aangetoond van demyelinisatie (hersenen en ruggenmergdiagnose gesteld door middel van magnetische resonantie beeldvorming en ELISA-testen). Door het gebruik van siliconen borstimplantaten, wordt adjuvante syndroom voorgesteld als een diagnose voor deze symptomatische patiënten. De betekenis van deze bevindingen worden besproken in zeer gedetailleerde en uitgebreide referenties en aangeboden aan de lezer.

Trefwoorden: siliconen, silica, polyurethaan, siliconen borstimplantaten, chronische inflammatoire demyeliniserende polineuropathie, fibromyalgie, de ziekte van Hashimoto, multiple sclerosecentrale demyelinisatie, autoantistoffen, polymyositis, dermatomyositis, lupus erythematodes, reumatoïde artritis, sclerodermie.

INLEIDING

Siliconen borstimplantaten worden in verband gebracht met een aantal lokale complicaties en een diffuse systemische inflammatoire ziekte. Er is gesuggereerd dat het systemische syndroom moet worden gezien als een `adjuvante borstkanker '[1], hoewel de naam' siliconen borstimplantaat adjudantsyndroom' een preciezer aangave is en meer zal worden gebruikt in dit artikel.
Met proefdieren is bij voor de borstklier geplaatste siliconen prothese gebleken dat het siliconengelmateriaal werkt als een adjuvand op het immuunsysteem. Na een overzicht van de chemie van de verschillende soorten van siliconen borstimplantaten, zal dit artikel de klinische en laboratorium kenmerken van 138 patiënten presenteren met de unieke neuroimmunologische 'siliconen borstimplantaat adjudantsyndroom'.

CHEMIE EN SOORTEN borstimplantaat

Silicium is het basiselement van alle siliconen die een familie van synthetische polymeren vertegenwoordigen die allemaal een 'backbone' van herhaalde Si-O-units hebben. Silicium heeft dezelfde elektronische configuratie als het koolstofatoom dat vier bindingsplaatsen vertoond [2]. Siliconen verschillen in de samenstelling afhankelijk van de lengte van de polymeren en de organische groepering in de zijketens. Hoe langer de zijketen en hoe meer knopen (meestal vinylgroepen) tussen de zijketen groepen resulteert in de hardere silicone.
Daarom kan silicone de consistentie hebben van vloeistof, olie, gel of rubber 3].
Polydimethylsiloxaan is bij uitstek de medische kwaliteit siliconen polymeer voor mammaprothesen [4, 5]. Om deze verbinding te maken, wordt gezuiverd silica kwarts (siliciumdioxide: SiO2) gereduceerd tot silicium, daarna omgezet met methyleenchloride en gehydrateerd tot een polydimethylsiloxaan:

Aangezien het polymeer zelf niet dik genoeg is voor de enveloppe, wordt er 30% silica (SiO2) aan het polymeer toegevoegd om de enveloppe te vervaardigen[6]. Bovendien wordt de elementaire metaal platina als katalysator toegevoegd voor de vervaardiging van siliconenimplantaten welke na binding achter blijft in de prothese. Anderzijds kan de gel in het siliconen-gel implantaat tussen de 50 en 95% laagmoleculaire siliconen bevatten in de vloeistoffen [7, 8]. Aangezien de silicone enveloppe een semipermeabel membraan is, lekken alle commercieel verkrijgbare siliconen borstimplantaten, dit fenomeen het zogenoemde “gel bloeden” van  laagmoleculaire siliconen komt voor bij alle siliconen-gel gevulde implantaten.
Omdat het omhulsel van een borstimplantaat een semipermeabel membraan is, kan naarmate van hoe lichter het moleculair gewicht van de zoutoplossing is, van de met zoutoplossing gevulde implantaten, deze bijzonder gevoelig zijn voor het induceren van lichaamsvloeistoffen die naar binnen kunnen lekken, in plaats van de siliconenzoutoplossing naar buiten het borstimplantaat [ 2].

Klinische voorgeschiedenis van siliconen-borstimplantaten

In 1962, waren Dr. Thomas Cronin en Dr Frank Gerow, twee plastisch chirurgen uit Houston, Texas, de eerste artsen om een siliconen borstimplantaat in te brengen bij een patiënt [9].

Hoewel borstimplantaten al op de markt waren sinds het midden van de jaren 1960, werden de meeste siliconen borstprothesen geïmplanteerd in de jaren 1980 en hebben nu naar schatting tussen de 304 000 en 815 700 vrouwen borstimplantaten ontvangen in de VS [10, 11].

Ongeveer 20% van de geïmplanteerde werden voor de wederopbouw van de borst(en) geplaatst na borstamputatie voor of/wel fibrocystische ziekte of kanker. Voor cosmetische borstvergroting bij verder gezonde vrouwen werd ongeveer 80% geïmplanteerd. Vanaf 1991 waren er vier soorten implantaten beschikbaar in de VS [12].

(1) De siliconen-gel gevulde siliconen borstimplantaat in een elastomeer envelop (het meest gebruikte implantaat en die welke in de Federal Drug Administration (FDA) surseance van betaling werd geplaatst op 4 januari 1992) [13-15].

(2) De met zoutoplossing gevulde siliconen borstimplantaat met elastomeer envelop.

(3) Het dubbele lumen implantaat met siliconengel in de binnenste elastomeer enveloppe en zoutoplossing in de buitenste elastomeer envelop.

(4) Het siliconen-gel gevulde (met of zonder de siliconen elastomeer envelop) borstimplantaat gecoat met polyurethaan en uit de handel genomen door de fabrikant op 10 april 1991 [16]. Polyurethanen zijn polymeren die de urethaanbinding bevatten:

De urethaanbinding wordt gevormd uit isocyanaten en alcoholen zonder het opnemen van  vluchtige bijproducten. De rest van het polymeer kan een verscheidenheid van andere functionele groepen zoals polyether, polyesters, urea, epoxy, siliconen, aromatische of alifatische koolwaterstofgroepen en polyolefinen bevatten [17].

Biologische Potenties van siliconen, Silica en Polyurethaan

Uit het experimentele bewijs is duidelijk geworden dat silicone niet biologisch of chemisch inert is. Het is in vivo aangetoond dat silicone en silica cytotoxische is [4, 14, 18] en actief als immunostimulerende stoffen [8, 13, 19-32]. Bovendien worden ze efficiënt opgenomen door macrofagen vanaf het implantaatoppervlak en reageren met de membranen rond het implantaat op secundaire lysosomen. Lytische enzymen bevinden zich vrij in het cytoplasma van de lysosomen, zij zijn verantwoordelijk voor de dood van het macrofaag en brengen schade aan het omringende weefsel toe. Bovendien zijn gefagocytiseerde siliconen gevonden in macrofagen en lymfocyten in het weefsel en in monocyten en polymorfonucleaire leukocyten in het perifere bloed van geïmplanteerde patiënten [33-35].

Het is experimenteel aangetoond door Pfleiderer et al.. [30] dat de geïmplanteerde siliconen bij ratten degraderen en migreren naar de lever, milt en het pericapsular weefsel en bovendien is gebleken dat siliconen niet biologisch inert zijn. In feite kan afbraak van weefsel door silicone gecontroleerd worden binnen 9-12 maanden volgend experimentele implantatie bij dieren. Deze veranderingen werden waargenomen met gebruik van (Si, C en H) magnetische resonantie spectroscopie en bevestigd door atomaire absorptie spectroscopie. Het gevolg van dit onderzoek is dat binnen bepaalde tijd (12 maanden) de chemische samenstelling van het siliconengelmateriaal wijzigt en lijkt er een breuk van de polymère keten te zijn ontstaan die de moleculaire mobiliteit van het silicone polymeer verhoogt. Bovendien biedt de afbraak waardevolle informatie over de metabolische tussenproducten van siliconen. Zoals ook de vervanging van de methyl en vinylgroepen in de siliconengel keten door hydroxylgroepen leidt tot gehydrolyseerd silica en silica. In dit model, is aangetoond dat siliconen van de implantaten migreren naar aangrenzende weefsels alsmede naar externe locaties.

Naast de cytotoxische effecten, wekken siliconen en silica een cellulaire immuunrespons en een humorale reactie op, zoals hapteen achtige onvolledige antigenen.  Zo is antigeen trapping door macrofagen aangetoond door onderzoekers, die silicone indentificeerden in de antigeenverwerkende ruwe endoplasmatisch reticulum van de macrofagen [19]. In 1993, Heggers et al. [13] vindt silicium aan beide uiteinden van plasma bruggen van macrofagen naar lymfocyten met siliconen depots van 30% in het Golgi apparaat, endoplasmatisch reticulum en exocytische blaasjes (vesicles).

Antisiliconen antilichamen bij symptomatische patiënten met siliconen borstimplantaten zijn gemeten [33, 34]. Bovendien Goldblum et al.. [25] heeft aangetoond de specifieke antilichaam productie tot elastomeren van polydimethylsiloxaan in twee kinderen met ventriculo peritoneale shunts.  Bovendien, in twee dierstudies uitgevoerd door Nain et al.. [35] en Black [36], door Dow Corning werden inteelt ratten geïnjecteerd met een homogene siliconengel vorm waarin runderserumalbumine (BSA) aanwezig was. In dit model werd aangetoond dat het siliconengelmateriaal een soortgelijke adjuvant activiteit te zien gaf vergelijkbaar met het effect van een complete Freund's adjuvans in het versterken van de anti-BSA antilichaamrespons. Deze studies hebben dan ook aangetoond dat silicone fungeert als hulpstof (adjuvant), het biedt het immuunsysteem meer mogelijkheden antistoffen aan te maken tegen vreemde antigenen.

In 1975 werd een experiment uitgevoerd bij Dow Coming op D4 (cyclotetradimethylsiloxane) een laagmoleculair siliciumverbinding in implantaten, en werd gevonden dat er een significante hoeveelheid gel “bloedde” door de elastomeer envelop. Bovendien, toonde deze studie aan dat ook D4 een zeer sterke immunostimulerende en cytotoxische werking had. Biochemisch leidt de interactie van vaste macromoleculen met silicone tot conformative veranderingen en denaturatie [33 37] en gedenatureerde macromoleculen kunnen vervolgens het immuunsysteem als antigene doel hebben.

Bij Kossovsky et al.. [37] bleek dat er bij patiënten met siliconen borstimplantaten antistoffen aanwezig waren tegen macromoleculen, in het bijzonder fibronectine en laminine, die door siliconen waren gedenatureerd. Deze gedenatureerde macromoleculen waren bovendien aanwezig als antigene doel van het immuunsysteem. Een kruisreactie van antilichamen naar nog intacte macromoleculen kan dan mogelijk een vaak vertraagd immuunreactie verklaren.

Veel van de complexen van siliconen, met inbegrip van pentamethylsiloxane, hexamethyldisiloxaan, decamethyltetrasiloxane, pentamethylvinylsiloxane, tetravinyltetramethyl siloxane, trivinylmethyltrisiloxane, heptamethylvinyltrisiloxane en octapentamethyltrisiloxane, zijn uitgebreid onderzocht op hun vermogen om een ??cytotoxische reactie op te roepen. Veel van deze siloxaan derivaten produceren al in zeer lage concentraties van 25-80 uM bereik gemakkelijk vernietigende effecten op de cellen. Verder is aangetoond dat deze derivaten de plasmamembraan al kan binnendringen bij minime concentraties in het bereik van 15 MM of minder.

Zodra de celmembranen door deze moleculen zijn overbrugd zijn verschillende cellulaire interacties en afbraakreacties van deze cellen mogelijk. Macrofagen hebben aangetoond dat drie primaire cellulaire reactie op silicone kunnen plaatsvinden.

Deze zijn als volgt [22 23,38, 39].

(1) Hydrolyse: de polaire siloxaan verbinding aan hydrolyse door toevoeging van water moleculen onder verschillende omstandigheden. In de omstandigheid van de lichaamstemperatuur, vindt hydrolyse plaats in S8 jaar (37oC) en bij deze temperatuur wordt door toevoeging van water ongeveer de helft van de oppervlakte silonals omgezet.

(2) Oxidatie: in aanwezigheid van water is de alkylgroep op siloxaan vatbaar voor waterstof, en  er is reeds aangetoond dat dit proces voorkomt in de macrofaag wanneer het wordt blootgesteld aan siloxaan.

(3) Verbindingen: verbindingen worden gevormd door vinyl siloxanen in aanwezigheid van andere siliconen delen, in vitro en in vivo. Bij een proces van silicone afbraak, kunnen nieuwe soorten silicone(s) geïntroduceerd worden in het lichaam en kan dus leiden tot een verscheidenheid van weefselreacties. De capsule van periprosthetisch weefsel, meestal geordende en gelaagds weefsels, waarin het binnenoppervlak bestaat uit een amorf eiwitachtig materiaal met een aangrenzende laag gevacuoliseerde afsluitende pseudosynovium met een variabel aantal inflammatoire cellen, inclusief lymfocyten, plasmacellen en macrofagen. Anderzijds bevat de buitenste oppervlak van het capsulaire membraan collageen en fibroblasten. Later overheersen multi-nucleaire reuzecellen het celtype van de capsule. Experimenteel is gebleken dat de inflammatoire silicone granuloom vele maanden aanwezig blijft, ongeveer in de tiende maand van het ontstekingsproces, verandert het beeld, waarbij de granuloomvorming geleidelijk vervangen wordt door een schuimvormige conglomeraat van silicone achtig materiaal met minder inflammatoire componenten.
Verderop in deze fase van ontsteking, breekt deze massa in kleine stukjes van vezelig siliconenmateriaal en blijft in het gelokaliseerde weefsel. In het experimentele model, bij genetische gemanipuleerde dieren, vormde deze massa's van inflammatoire cellen differentiaties in plasmacellen die aanhouden en later vermenigvuldigden, ook vormen zij plasmacytomas en eventueel door middel van cytokine interactie, monoklonale gammopathie van onbepaalde betekenis. In bepaalde diermodellen werden in de aanwezigheid van specifieke cytokines, normale B-cellen en plasmacellen worden omgezet in myeloma cellen.

Klinisch zijn systemische sclerodermie, systemische lupus erythematodes (SLE) en silicose van de longen gemeld bij personen met een beroepsmatige blootstelling aan silica, zoals in de mijnwerkers [35, 40, 45]. De ontwikkeling van type reumatologische ziekte bij mijnwerkers is ook beschreven als syndroom Caplan [42 43]. Injecties van silica in het lichaam kan leiden tot een bloemrijke ontstekingsreactie. Daarom gebruiken veel laboratoria silica als een booster of adjuvant om de meest significante immunologisch mogelijke respons bij dieren uit te lokken en om de productie van antilichamen te verhogen voor de productie van serum voor vaccinaties [44]. Bovendien, macrofagen blootgesteld aan silica, in vivo, ontwikkelen factoren die verhoogde proliferatie van fibroblasten veroorzaken en die de productie van collageen [45, 46] stimuleren en misschien zelfs silica produceren uit fagocyte siliconen [13], een belangrijk gegeven, omdat silica zelf mutageen is. Bovendien Garrido et al. [23 24] toonde aan dat silicone migreert van het implantaat naar de lever in een diermodel, en ze vernamen verder dat nieuwe siliciumhoudende verbindingen worden gevormd door met siliconen geïnjecteerd ratten. De interactie van silica en macrofagen resulteerde in een verstoring van het immuunsysteem en ongeacht de anatomische bron, silica bleek even dodelijk voor macrofagen uit het bloed, peritoneale holte, lever en de longen [6].

De polyurethaanschuim dat is gebruikt aan de oppervlakte van sommige borst implantaten bleek een polyester polyurethaan te zijn, waarvan kan worden aangenomen dat deze gevoelig is voor hydrolyse, en bovendien werd het diisocyanaat gebruikt voor de vervaardiging van polyurethaan, het was tolueendiisocyanaat (TDI ) die bij hydrolyse tolueendiamine (TDA) vrijmaakt [17]. In 1991 heeft de fabrikant van polyurethaan bedekte borstimplantaten terug getrokken uit de markt. Als gevolg van de afbraak van polyurethaan tot 2,4 Diaminotolueen (TDA) en 2,4 dinitrotolueen, die beide bekend zijn kankerverwekkende stoffen [13, 25]. De FDA, het National Toxicology Program en het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek hebben allen TDA gecategoriseerd als een diercarcinogeen en als potentieel kankerverwekkend voor de mens [13,]. Bovendien werd de polyurethaan van deze siliconen borstimplantaten, vervaardigd en verkocht als Scott Industrial Foam, een product gemaakt voor auto luchtfilters en voor tapijt reinigende  apparatuur, die nooit werd getest voor menselijke implantatie [13]. David Black, de directeur van Aegis Analytical Laboratories, heeft studies op polyurethaan uitgevoerd voor de borstimplantaat fabrikant, Surgitec. Niet verrassend, dat hij de kankerverwekkende stof (TDA) vond in de moedermelk van vrouwen met polyurethaan gecoate siliconen borstimplantaten [12, 36] en Chan et al.. [47] geïsoleerde tolueendiamines in de urine van een vrouw met polyurethaan gecoate borstimplantaten. Bovendien Picha et al.. [32] toonde aan dat de vreemdlichaam reactie had geleid tot de afbraak van polyurethaan in de lange termijn dieronderzoeken. Tot slot, in 1986, verschenen er twee meldingen van vrouwen van wie de polyurethaan gecoate borstimplantaten volledig waren 'opgelost' bij explantatie [12].

COMPLICATIES van siliconen borstimplantaten

Lokale complicaties

Lokale complicaties van siliconen borstimplantaten, zoals pijn, zwelling, roodheid, infecties, kapselvorming (verharding van de omliggende implantaat littekenweefsel) [48], implantaat breuk [1, 46, 49, 50], siliconengel bloeding door de intacte capsule [8, 33, 50] en migratie zijn allemaal goed gedocumenteerd [19, 26, 31, 49]. Daarnaast hebben we gevonden dat ongeveer 75% van de symptomatische patiënten, die onze kliniek bezochten voor de evaluatie van systemische ziekte, hadden lokale complicaties met hun implantaten [51, 52]. Het meest voorkomende probleem bleek kapselvorming, die werd gezien in ongeveer 65% van onze patiënten. Een kleinere groep van onze patiënten vertoonde een ernstige angina pectoris achtige pijn in de borst, maar hadden een normale cardiale evaluatie. Verder onderzoek bevestigde de aanwezigheid van dichte inflammatoire capsule en gemorste siliconen in de omliggende capsule en -weefsel maar ook in de pectoralis major spier [53]. Cocke [50] vond intracellulaire siliconen in het omliggende weefsel van een intact dubbellumen prothese 120 uur na de plaatsing. In 1979, Vargas [54] rapporteerde ook siliconen afgestoten van de envelop van met zoutoplossing gevulde siliconen borstimplantaten.

Aldus wordt thans algemeen aanvaard dat alle soorten siliconengel implantaten silicone bloeden door de intacte enveloppe zowel in vivo [21, 32, 50] en in vitro, met als gevolg granulomen [7, 55] lymfadenopathie en migratie van vrije siliconen naar afgelegen gebieden van het lichaam door middel van lymfatische of hematogenische paden.

Algemene complicaties

In 1964, Miyoshi et al.. [56] brachten verslag uit over twee patiënten die bindweefsel achtige aandoeningen ontwikkelden enkele jaren na een vergroting mammoplasty door injectie van paraffine, en merkte een volledige resolutie van de klinische symptomen na borstamputatie op zoals zich ook voordoen bij het verwijderen van vreemde lichamen. Ze waren de eersten die deze aandoening `human adjuvant disease ' noemden, omdat het werd beschouwd als de menselijke tegenhanger van adjuvante artritis in ratten na subcutane injectie van Freund's complete adjuvans (spreiding van de door hitte gedroogde gedode tuberkelbacteriën in minerale olie). Ze definieerden daarbij zes kenmerken van de aandoening:

(1) Auto-immuunziekte achtige symptomen die zich ontwikkeld heeft na de plastische chirurgie
     en met behulp van vreemde stoffen.

(2) Paraffine, siliconen of verwante stoffen met adjuvant effecten die mogelijk eerder waren
     geïnjecteerd in de patiënt.

(3) Histopathologisch werd vreemde lichaam granuloom waargenomen in het geïnjecteerde gebied.

(4) De aanwezigheid van autoantilichamen.

(5) Er was geen bewijs van infectie of maligniteit in het operatiegebied.

(6) Verbetering trad op na het verwijderen van de vreemde stoffen. De eerste meldingen van een auto-immuun bindweefselziekte, die zich in patiënten na een borstvergroting mammoplasty met een siliconen-gel gevulde prothese, kwam van van Nunen et al. [57] in Australië in 1982 en het volgende jaar van Baldwin et al..[20] uit de VS. Het waren echter Endo et al.. [58] in 1984 en Varga et al.. [59] en Varga en Jiminez [60] in 1989, die als eersten melding maakten van de menselijke adjuvant ziekte bij patiënten die eerder met zoutoplossing gevulde borstimplantaten hadden gehad. Sinds die tijd zijn er een groeiend aantal patiënten met ziekten zoals sclerodermie SLE, Sjögren syndroom, reumatoïde artritis of atypische bindweefselziekte beschreven [10, 12, 26, 29, 37, 55-58,61-67].

Onder de patiënten die zijn omschreven als atypisch, was er een verslag van een levensbedreigende systemische ziekte die zich 24 uur na verwijdering van het implantaat [68] had ontwikkeld en een adult respiratory distress syndroom na borstvergroting door siliconen injecties [69]. Het is bekend dat elk normaal individu autoantilichamen maakt, maar alleen bepaalde individuen produceren pathogene autoantistoffen die uiteindelijk kunnen leiden tot auto-immuniteit. Centraal in dit proces is de activering van autoreactieve T-helper/inducer cellen. Ook is vastgesteld dat T-cellen een complex van een major histocompatibility complex (MHC), een belemmeringselement en peptide antigeen fragment herkennen. Na verwerking van het antigeen door endosomen van de cel, vertonen sommige van deze fragmenten gelijkenis met klasse II moleculen.  Daarmee heeft een bepaald antigeen het vermogen om zich te binden aan een MHC en bepaalt daarmee de associatie tussen de immuunrespons tegen een antigeen [70 71]. Nadat het antigeen is gepresenteerd aan het immuunsysteem, bindt het zich met receptoren op het oppervlak van de B-lymfocyten.
Het antigeen kan zich ook binden aan een immunoglobuline achtige globuline op het oppervlak van de inducer T-lymfocyten en het oppervlak van een onderdrukker T-cel. De inducer T-lymfocyten kunnen dus mogelijk de B-lymfocyten doen uitgroeien tot een plasmacel en daarmee dus het vreemde antigenen scheiden van het antilichaam. Een tweede T-lymfocyt met een specifieke receptor kan zich vervolgens binden aan de nieuw gevormde antilichamen [63].
Dit proces zal dan toestaan ??dat het B-lymfocyt een plasma cel vormt die een antigeen  afscheidt om daarmee de oorspronkelijke B-lymfocyten te binden. Daarmee is de activering van B-lymfocyten afhankelijk van T-lymfocyten bij de productie van autoantilichamen [72 73].
In genetisch gevoelige muizen (BALC/C.DBA/2-IHD1-PEP3)  is aangetoond dat na injectie van siliconen zich peritoneale inflammatoire granulonatosis, foam agglomeratie, en ten slotte, plasmacytomagenesis intraperitoneale ontwikkeld. Bovendien zijn ook experimentele allergische encefalopathie (EAE) en experimentele allergische neuropathie (EAN) uitgebreid bestudeerd. Bovendien, is van siliconengel en octamethylcyclotetrasiloxaan (D4) aangetoond dat zij de antilichaamproductie versterken bij serum in A / J muizen [74].

Tijdens de vergaderingen van de American College of Rheumatology 1992-1995, werden talrijke studies gepresenteerd die melding maakten van patiënten die een atypische reumatische ziekte hadden ontwikkeld na siliconen borstimplantaten [2, 46, 62, 73, 75-78]. Interessant daarbij is dat, Bridges et al.. [76] 156 vrouwen rapporteerde met siliconen borstimplantaten die een atypische reumatische ziekte hadden ontwikkeld. In hun studie waren slechts 9% positief getest voor de reumafactor en slechts 22% was positief getest op antinucleaire antilichamen.
Zij concludeerden dat vrouwen met siliconen borstimplantaten atypische reumatische aandoeningen kunnen ontwikkelen, die afwijken van de klassieke idiopathische ziekte.
Bovendien, Love et al.. [79] kwam tot dezelfde conclusie na onderzoek bij 13 patiënten die myositis ontwikkelden na het ontvangen van borstimplantaten, ze verklaarden dat de klinische en immunogene eigenschappen daarbij verschilden van de klassieke idiopathische myositis (polymyositis-dermatomyositis). Bovendien Freundlich et al. [80] doet melding van 24 patiënten met borstimplantaten die een atypische Sjogren's achtig syndroom hadden ontwikkeld met droge ogen en droge mond, adenopathie en glandular mononucleaire cel die infiltreert door de afwezigheid van serologische omstandigheden. Bovendien Morse en Spera [73] maken melding van een significante toename B- en DR- cellen, een afname in CD2 en CD8-cellen en een verhoging van de CD4: CD8 (T4: TB) ratio 30 patiënten met borstimplantaten in vergelijking met controles. Sommige onderzoekers hebben echter nieuwe antilichamen gemeld bij patiënten met borstimplantaten, onder hen Tenenbaum et al. [81] identificeerde een antibody dat zich bind aan grote moleculair gewicht proteïnen, ze verschenen als een bobbel in meer dan 70% van hun patiënten met borstimplantaten. Het serum antilichamen van gezonde mensen reageerde niet  op dit proteïn, wat duidt op een atypische immuunrespons bij symptomatische borstimplantaat ontvangers.
Ostermeyer en Patten [51, 52, 82, 83] waren de eersten die melding maakten van adjuvante borst neurologische aandoeningen, multiple sclerose (MS)-achtig syndroom en motor neuron ziekte achtig syndroom in siliconen borstimplantaten ontvangers. Ook zijn er onderzoekers die antimicrosomal schildklier antilichamen in 30% van de patiënten met siliconen borstimplantaten [72 ] gemeld hebben.  Vodjani et al. [34] meld afwijkingen van de T-helper: T-onderdrukker ratio mechanisme, verhoogde auto-immuniteit en verhoogde immuuncomplexen bij patiënten met borstimplantaten in vergelijking met gezonde seks- en leeftijd- gematched controles. Levine en Ilowite [84] rapporteren 11 kinderen met slokdarm dysfunctie die borstgevoed werden door moeders met borstimplantaten. Dezelfde groep vond ook meer nitriet en nitraat uitscheiding in de urine van kinderen die borstvoeding kregen van moeders met implantaten waarvan zij veronderstelden dat dit te wijten was aan blootstelling aan geactiveerde macrofagen door siliconen [65]. De remissie van een deel van de symptomen van siliconen borstimplantaat-geassocieerde ziekte, na verwijdering van het implantaat, is ook gemeld. In feite Brozema et al. [10] beschreef een patiënt die met progressieve sclerodermie achtige ziekte verschijnselen na siliconen borstvergroting een dramatisch herstel te zien gaf na verwijdering van het implantaat. Walsh et al. [68] bracht verslag uit over een patiënt met melksap verspreiding, perifeer oedeem en hoge antinucleaire antilichamen in de tepels bij wie de symptomen verdwenen na het verwijderen van het implantaat. Gutierrez en Espinosa [85] rapporteerden ook de ommekeer van progressieve systemische sclerose met ernstige hypertensie bij een vrouw na het verwijderen van het implantaat.  Ook, Kaiser et al..[16] rapporteerden over de remissie van siliconengeïnduceerde auto-immuunziekte na explantatie, terwijl Silver ea. [77] silicium in weefsels identificeerde in drie patiënten met een bindweefselziekte met een chronische ontstekingen met fibrose zoals in de implantaat capsules, synovium, huid en alveolaire macrofagen, het verbeterde na verwijdering van het implantaat. Er is overtuigend bewijs dat polyneuropathie (demyeliniserende) in verband wordt gebracht met meer dan 85% van de patiënten uit onze kliniek. Allen met klachten over symptomen na siliconengel implantatie.
Dit kan met een verscheidenheid van autoimmuun chemische verschijnselen in verband worden gebracht. Minder overtuigend is de associatie van demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel en de antischildklier antilichamen die worden gevonden bij ongeveer 30-35% van deze patiënten met symptomen na implantatie. Verder kunnen de plaatselijke immuunresponsen worden gevonden  in de capsule rond de siliconen gel-implantaten inclusief de activering van macrofagen, B en T-lymphocyten en geselecteerde T-cel receptoren en interleukine-2 antilichamen. Bovendien lumen leukocyten antigeen (HLA) typering toonde aan dat er een significante HLA-DR53 positiviteit aanwezig is in symptomatische patiënten met siliconen-gel implantaten die in verband kunnen worden gebracht met fibromyalgie [86-89].

EAN (experimentele allergische neuropathie) en EAE (experimentele allergische encefalopathie) zijn uitgebreid bestudeerd en elk van de adjuvant afhankelijke antigenen is geïdentificeerd. In de EAN-ziekte, die werd geproduceerd bij gevoelige dieren, Po glycoproteïne, P2 lipide bindend proteïne en myeline gerelateerde globuline (MAG) zijn etiologisch geassocieerd met de ontwikkeling en progressie van de ziekte. Deze loopt parallel  met die welke gevonden zijn in siliconen borstimplantaten, zij verbinden adjuvant syndroom met perifere neuropathie. Het proteïn P1, ook wel myeline basis proteïn (MBP), is alleen te vinden in het centrale zenuwstelsel en is verantwoordelijk voor het diermodel van EAE. In het model van EAN, gewoonlijk geproduceerd in Lewis ratten treedt regelmatig een MHC II reactie op die gemedieerd wordt door T-cellen en komt voor in de volgende fasen:

(1) Verandering van de bloed/zenuw barrière door de infiltratie van T-cellen binnen 72 uur na een aanval.

(2) Migratie van de inflammatoire T-cellen bij de aanwezigheid van oedeem, die gepaard gaat met een afname van zenuwconditie. Dit gebeurt binnen 4-5 dagen na de inductie van EAN.

(3) CD4 (T)-cellen overheersen bij de productie van cytokines, die anderzijds celadhesiemoleculen weer verhogen door endotheelcellen.

(4) Tenslotte is er een opeenhoping van macrofagen, T-cellen en polymorfonucleaire leukocyten die, bij activering, vrij vrije zuurstof, hydroxyl radicalen, proteasen en lipasen vrijmaken. De schade blijkt oxidatieve beschadiging, terwijl door het eiwit en vet enzymen worden geproduceerd om de beschadigde celresten te verteren. Deze veranderingen zijn waargenomen bij patiënten met Sural zenuw biopten.

In EAN is de perifere zenuw myeline een complexe structuur die wordt gesynthetiseerd en onderhouden door Schwann cellen. De chemische samenstelling van perifere zenuwen myeline is grotendeels lipide met een klein percentage van eiwitten. De belangrijkste eiwit is Po glycoproteïne (50%) en dit eiwit wordt niet gedetecteerd in het centrale zenuwstelsel. Opvolging van de aminozuren in zoogdieren toont 219 aminozuren onderverdeeld in drie structurele domeinen, zoals een extracellulair domein een glycosyleringsplaats, een hydrofoob transmembraan domein en een basis cytoplasmatische gebied. Het is dit eiwit waarvan wordt uitgegaan dat die een belangrijke rol speelt bij het stabiliseren van de verdichting van het extracellulaire aanhechting van het myeline membraan in het perifere zenuwstelsel. EAN is een cel-gemedieerd proces, bij proefdieren  passief veroorzaakte door lymfocyten, maar niet door serum, hoewel er recent bewijs is dat serum demyelinisatie kan veroorzaken in de perifere zenuwen. De Po glycoproteïne produceert gemakkelijk EAN, maar MBP en P2-eiwit kan ook leiden tot EAN. Po eiwit- en P2-eiwitten van de perifere zenuwen kunnen tot een neurotogenic T-cel respons bij proefdieren leiden en produceren soortgelijke demyeliniserende neuropathie. Er is een natuurlijk voorkomend syndroom van demyeliniserende neuropathie bij de mens en dit staat bekend als Guillian-Barre-Strohl-Landry syndroom. Er is veel bewijs dat dit syndroom, dat prodromale infecties volgt, wordt geassocieerd met een verhoogd gehalte van complement-fixing, antiperifere, zenuw-glycoproteïne myeline antilichamen. Sommige patiënten met een demyeliniserende neuropathie ontwikkelen een immunoglobuline (Ig) M monoklonaal antilichaam respons op perifere zenuwen myeline antigenen. In ongeveer 60-70% van deze patiënten, hechten deze antistoffen (M-eiwitten) aan een koolhydraat determinant gedeeld door MAG, Po en drie glycoproteïne componenten van perifere zenuw myeline. De cruciale gebeurtenis in de pathogenese van demyeliniserende neuropathie is de perifere activering en uitbreiding van een neuritogenic T-cel respons (eventueel Po), die vervolgens leidt tot bloed/zenuw barrière disfunctie. Het antilichaam dringt zich vervolgens in het perifere zenuwstelsel om synergistisch met T-celreactie een klinische ziekte te ontwikkelen. Het evenwicht tussen de intensiteit van de eerste inflammatoire T-celreactie en de antilichaam concentratie bepaalt dan de klinische verloop van de ziekte.
.Terug naar bovenCOSSNEDERLANDKIDSCoalition of Silicone SurviversCOSS kids Nederland is onderdeel van COSS USANEDERLANDKIDSCoalition of Silicone SurviversCOSS kids Nederland is onderdeel van COSS USAEAE is geproduceerd in proefdieren door inoculatie van de hersenen, het ruggenmerg extracten en MBP, samen met Freund's adjuvans. MBP vormt ongeveer 30% van het eiwit in het centrale zenuwstelsel myeline en een molecuulgewicht van ongeveer 18 500 en bestaat uit 169 aminozuurresiduen. Het verband van de aminozuren in MBP wordt bepaald door de vele soorten. Bovendien lijkt MS de menselijke tegenhanger van EAE en is nauw verbonden met HLA (B7 en DW2). Demyeline plaque welke zich ontwikkeld rond de bloedvaten en neuropathologisch parallel bepaald het verloop van de ziekte bij de mens. De myeline-eiwitten van perifere zenuwen Po en P2 hebben niet geleid tot demyeliniserende laesies in het centrale zenuwstelsel bij proefdieren.

Neuro-endocriene Immuniteit [71]

Immune reacties wijzigen neurale en immuun functies en op hun beurt, veranderen neurale en endocriene functies de immuunfunctie. Van veel regulerende peptiden en hun receptoren is bekend dat ze worden uitgestuwd door zowel de hersenen als het immuunsysteem. Het centrale zenuwstelsel zelf kan betrokken zijn bij immuunreacties, beginnende in de hersenen of in reactie op perifere immuun stimuli. Geactiveerde immunocompetente lymfocyten en macrofagen kunnen doordringen in de bloed/hersens barrière en zich vestigen in de hersenen, waar hun volledige repertoire van cytokines en andere inflammatoire mediatoren kunnen uitscheiden, zoals leukotriënen en prostaglandines.  Microglia, welke embryologisch zijn en functioneel gerelateerd aan perifere macrofagen en astrocyten, worden, net als macrofagen en monocyten, geactiveerd door giftige stoffen, antigenen en producten die celschade veroorzaken in de hersenen, ze zijn ook in staat de hersenen te bereiken van uit de periferie. Deze cellen op hun beurt scheiden cytokines en ontstekingsmediatoren af. Bovendien scheiden de endothele en gladde spiercellen van hersenbloedvaten cytokines af, zoals interleukine-1 en interleukine-6 ??in respons op circulerende antigenen en toxines. Bovendien kan de activatie van cytokines in het centrale zenuwstelsel leiden tot ingrijpende veranderingen in de neurale functie, variërend van milde gedragsstoornissen tot anorexia, slaperigheid, toename van slow-wave slaap, dementie coma en de vernietiging van neuronen. Geen van deze veranderingen kunnen worden gedetecteerd door medische routine technologieën, zoals bijvoorbeeld met een MRI van de hersenen.

De glia, astroglia en microglia synthetiseren een aantal cytokines in situ in de hersenen. Deze omvatten interleukinen 1, 2, 4 en 6, en tumor necrosis factor. Andere neuroactive cytokines zijn thymosine (afgescheiden door de thymus) en neuroleukin (een neurotrofe factor afgescheiden door macrofagen en neuronen). De activering van cytokines in het zenuwweefsel, door letsel of toxines, hoeven niet geheel schadelijk te zijn. Interleukine-l bijvoorbeeld, stimuleert de productie van zenuwgroeifactor, wat is een belangrijke neurotrofe factor met helend effect. Bromocriptine, een medicijn dat prolactine secretie remt, verbetert EAE en EAN, en proeven bij de mens hebben geleid tot een verbetering van veel auto-immuunziekten.

Op Auto-immune Verschijnselen Gelijkende Ziekten bij de Mens

De bekende ziekten bij de mens geassocieerd met auto-immuniteit zijn postvaccinatie en postinfectieuze encephalomyelitis, sympatische oftalmie, Hashimoto en de ziekte van Graves, aspermatogenesis, trombocytopenie purpura, myasthenia gravis, reumatische koorts, SLE, glomerulonefritis, demyeliniserende neuropathieën, MS, auto-immuun hemolytische ziekte en reumatoïde artritis .

SILICONEN BORSTIMPLANTAAT ADJUVANS SYNDROOM

Systemische problemen na implantatie van siliconen borstimplantaten ontwikkelen zich gewoonlijk jaren na de eerste operatie en hebben de neiging om geleidelijk erger te worden na herhaalde implantatie. De gemiddelde latentietijd tussen de eerste chirurgische implantatie en de ontwikkeling van de symptomen bij onze waarneming was 56 jaar met een bereik van 2-26 jaar [1, 90]. We onderzochten meer dan 250 vrouwen die een systemische ziekte hebben ontwikkeld na borstimplantaten. In overwegen nemende dat de patiënten met een klassieke reumatische of neurologische ziekte meer de bekende omschreven problemen melden, meldde de gemiddelde borstimplantaat ontvanger met ziekte tussen 20 en 30 verschillende symptomen.

Tabel I, geeft een overzicht van de gemelde symptomen van onze eerste 138 patiënten.
De vroege symptomen zijn vermoeidheid, uitputting, spierzwakte, spierpijn en pijn, ochtendstijfheid van de gewrichten, gewrichtspijn en huiduitslag. De eerste symptomen zijn aspecifiek en kunnen worden getolereerd door de patiënt tot verdere toename van de ziekte plaatsvindt.  Aangezien een groot aantal van onze patiënten met systemische ziekte (60-70%) bleken een gescheurde implantaat te hebben, geloven we dat implantaat scheuring de oorzaak kan zijn voor de ontwikkeling van een systemische ontstekingsziekte.

TABEL 1

Bij een zorgvuldige evaluatie bleek dat meer dan 138 van die gevallen een onderliggend neurologisch probleem hadden ontwikkeld. Op basis van neurologisch onderzoek en algemeen onderzoek alleen, blijkt de meerderheid van onze patiënten (80-90%) bevindingen van een polyneuropathie syndroom te hebben, ongeveer 10% een syndroom te hebben dat lijkt op MS (centrale witte stof demyelinisatie), ongeveer 12-15% hebben schildklier antilichamen en zijn klinisch hypothyreoïdie, en ongeveer 2% heeft een motor neuron ziekte syndroom of een myasthenia gravis-syndroom [l, 51, 52, 82, 83, 91-96]. Deze presentatie van siliconen neurologische ziekte verschilt van de algemene verwachting van idiopathische neurologische aandoeningen. Bovendien vertonen alle patiënten, aanwezig in deze reeks, naast de neurologische aandoeningen, verschillende symptomen die zijn opgenomen in tabel 1.

Bovendien, hebben patiënten met een polyneuropathie syndroom in verband met siliconen borstimplantaten meestal verminderde trillingen en /of speldenprik  sensasiviteit wanneer zij kousen of een handschoenen dragen, dus meer in de lagere dan in de bovenste extremiteiten. Dit is in tegenstelling tot idiopathische polyneuropathie, echter, het kan wel worden geassocieerd met een proximale spierzwakte met geconserveerde spiermassa en geconserveerde diepe peesreflexen. In feite waren bij sommige patiënten de diepe peesreflexen toegenomen, met name in de knie en enkel. Bovendien zijn de symptomen (20-30) waar over door deze patiënten geklaagd werd niet toe te schrijven aan polyneuropathie.  Aan de andere kant, de patiënten die de MS-achtig syndroom hadden ontwikkeld, ondergaan gewoonlijk een chronisch aflatende verloop van hun ziekte, zonder enige historie van voorgaande aanvallen van retrobulbaire neuritis. Dysartrie en darm of blaas betrokkenheid lijken minder vaak voor te komen dan bij patiënten met de klassieke MS.  Terwijl zij meerdere cerebrale witte stof demyeliniserende laesies ontwikkelen, zoals te zien op MRI van de hersenen, vertraagde de visueel opgeroepen reacties en oligoklonale band en inflammatoire veranderingen op het ruggenmergvocht onderzoek, ze hebben ook een symmetrische perifere neuropathie, een unieke combinatie voor klassieke MS. Naast deze verschillen heeft elke implantaat patiënt met een MS-achtige syndroom andere problemen en symptomen die niet kunnen worden toegeschreven aan de neurologische ziekte.

Laboratoriumonderzoek heeft specifieke objectieve afwijkingen  aangetoond (tabellen 2 en 3) [1, 51, 52, 82, 831. Metingen van Igs en vormen een aanvulling laten een toename zien bij sommige patiënten en een daling bij de overige patiënten. 55% hebben autodirected antistoffen, maar slechts 36% werden positief getest op antinucleaire antilichamen en 11% testte positief voor reumafactor. Uiteraard zou, indien deze patiënten klassieke lupus erythematosus of klassieke reumatoïde artritis zouden hebben ontwikkeld, de verwachte aantal (%) positieve antinucleaire of reumatoïde factor in het bloed veel hoger zijn dan in de serie. Aan de andere kant, onze patiënten ontwikkelde unieke objectieve bevindingen niet gevonden in de klassieke reumatologische ziekte. Bijvoorbeeld, 80% had een abnormale Sural zenuw biopsie (79% had een verlies van gemyeliniseerde zenuwvezels), 57% had een abnormale biceps spierbiopsie (27% had neurogene atrofie) en 89% had een abnormale borstspier biopsie (55% had neurogene atrofie).  Aangezien het merendeel van de patiënten een verlies van de gemyeliniseerde zenuwvezels had van 35-45% met  uitputting van de kleine, minder snelle zenuwvezels, gaven de zenuwgeleiding snelheden studies, door de grote snel geleidende vezels te meten, meestal een normaal beeld te zien. Ontsteking en/of echte vasculitis zijn andere bevindingen die kunnen worden waargenomen in de Sural zenuw, biceps spier- en pectoralis major spier biopsieën.  Bovendien hebben andere studies naar voren gebracht dat de aanwezigheid van HLA-DR genetische typering een individu vatbaar maken voor bepaalde auto-immuunziekten geassocieerd met siliconen borstimplantaten.

Tabel 2.

Terwijl er een specifieke activatie van het immuunsysteem lijkt voor te komen bij patiënten met klassieke reumatologische en neurologische ziekte, resulterend in meer specifieke en afgebakende tekenen en symptomen, bleef diffuse activering van het immuunsysteem in de borst implantaat patiënten die systemische ziekte lijken te hebben een waarschijnlijke verklaring voor de gastheer van de problemen en pathologische afwijkingen die worden gemeld. De Cy / MAG en Cy/GM1 ratio's zijn verhoogd in het merendeel van de patiënten, die een polyklonaal antilichaam reactiviteit geeft zoals te zien in de wereldwijde activering van het immuunsysteem. Bovendien zijn vele autodirected antilichamen, liefst 10 verschillende, aanwezig in deze groep patiënten.

Fibromyalgie

Veel reumatologen hebben melding gemaakt van een fibromyalgie-syndroom bij patiënten met siliconen borstimplantaten vanwege het feit dat de meeste vrouwen in het lichaam algemene pijn en diffuse spierpijn hebben gerapporteerd. In dezelfde symptomatische patiënten, gaf reumatologisch onderzoek vaak een normaal beeld te zien, waaronder het ontbreken van tender points. De meeste van deze patiënten heeft matige tot ernstige spiervermoeidheid en zwakte en meestal gevoelloosheid, tintelingen en branderig gevoel en pijn in hun onderste ledematen. Op basis van onze gegevens, is de onderliggende neuropathie de oorzaak van deze symptomen en de fibromyalgie spierpijn kan een vroege manifestatie van de zich ontwikkelende neuropathie zijn. Bij de meeste patiënten echter, is neuropathie niet  gedocumenteerd en zou het kunnen zijn dat bij veel patiënten met fibromyalgie een verkeerde diagnose wordt gesteld. In feite getuigt de hoge incidentie van abnormale spier- en zenuw biopten dat deze van neuropatische oorsprong kunnen zijn in deze groep patiënten.

BEHANDELING

Dow Corning raadt, in hun bijsluiter [64] uit 1985, aan dat: ".. Als een immuunrespons wordt verdacht en de reactie blijft bestaan, de prothese en de omliggende capsule dient te worden verwijderd en er bij dergelijke patiënten niet opnieuw moet worden geïmplanteerd"  Wij ondersteunen deze aanbevolen behandeling. Bovendien is een gebroken implantaat een absolute indicatie voor het verwijderen van het implantatie omdat de siliconen die lekken in het omgevende weefsel van een gescheurd implantaat, als schadelijk moeten worden gezien. Het injecteren van silicone is een procedure die verboden is in de VS, vanwege de enorme klinische complicaties die het heeft veroorzaakt bij o.a. de vele topless dansers in Nevada [79, 97, 98].

TABEL 3.

Elk implantaat moet worden verwijderd samen met de omliggende implantaat capsule (gesloten capsulotomie) door gebruik te maken van de en bloc-techniek, waarbij de chirurg ontleedt naar beneden totdat de capsule is bereikt, dan voorzichtig snijden buiten langs de capsule en verwijdert zowel het implantaat en de capsule samen als een eenheid. Met een dergelijke bloc verwijdering zal silicone uit een gescheurd implantaat niet verder worden gemorst in het lichaam van de patiënt tijdens de operatie. Bovendien in het geval van een polyurethaan beklede implantaat, vergroeit het capsule weefsel met het schuim en hecht sterk  aan het omringende weefsel. Als de chirurg probeert het polyurethaan implantaat uit de capsule te trekken tijdens de operatieve verwijdering, is het mogelijk dat hij/zij meer schade aan het implantaat veroorzaakt. Daarom is een complete capsulotomy aanbevolen als chirurgische interventie voor elke patiënt. Omdat de capsule zelf bestaat uit siliconen en kan  gel bloeden of een implantaat breuk  inflammatoire cellen en vele gedenatureerde eiwitten en vernietiging van cellen veroorzaken na verloop van tijd [1, 13, 14]. Bovendien, omdat het implantaat capsule zich voordoet als een antigene entiteit  blijft dit het immuunsysteem  stimuleren alsof  het  niet is verwijderd.

Naast het verwijderen van het implantaat, zijn er andere behandelingen die noodzakelijk kunnen zijn, met name bij patiënten met polyurethaan borstimplantaten, implantaat scheuren en patiënten met anti-GM1 antilichamen en progressieve spierzwakte en neuropathie. Het gebruik van een cytokine onderdrukker (bromocriptine) kan nodig zijn voor de symptomatische patiënt. Er dient rekening te worden gehouden met intraveneuze infusie van gamma-globuline [99, 100]. Veel patiënten, met name die met een polyneuropathie, profiteren van deze therapie en meestal verminderen de symptomen, zoals vermoeidheid, zwakte, huiduitslag, spierpijn, gewrichtspijn en stijfheid van gewrichten, sneller. Dit geldt minder voor andere aandoeningen, zoals geheugenstoornissen, cerebrale vasculitis en de demyeliniserende aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. Behandeling met Plaquenil kan ook worden overwogen, meestal 400 mg per dag voor het slapengaan. Sommige patiënten kunnen baat hebben bij therapie met orale prednison, maar veel patiënten accepteren niet vanwege de Cushing-achtige bijwerkingen.  Methotrexaat een keer per week kan verbetering geven bij sommige patiënten. Plasma-uitwisseling behandelingen of bolus therapie met intraveneus toegediende corticosteroïden (methyl-prednisolon 500 mg per dag gedurende 5 dagen) kan worden overwogen bij patiënten met een snel progressieve neurologische aandoening, met name MS-achtig syndroom, die behoefte hebben aan onmiddellijke medische interventie. Een minderheid van de patiënten, met name degenen met een hoge titer van anti-GMI progressieve neurologische ziekte (ziekte van het motorneuron type) die niet reageren op andere vormen van therapie, daarbij kan het nodig zijn oraal of intraveneus met cytoxan te behandelen in een poging om het verloop van de ziekte onder controle te brengen en te stabiliseren [101].

CONCLUSIES

Siliconen borst implantatie, op zijn minst bij sommige patiënten, lijkt samen te hangen met zowel lokale als systemische syndroom ziekten. Veruit de meest voorkomende is de ontwikkeling van een autoperifere neuropathie (axonale en demyeliniserend) geassocieerd met een groot aantal algemene symptomen. Er is een discussie ontstaan over de medische voorwaarden die optreden na een variabele interval en de voortgang van een slopende ziekte. Bovendien zijn verschillende vormen van behandeling voor deze toestand gepresenteerd waarmee de vakman deze voorwaarden kan doen gelden.
naar boven
 
PAS OP!!!!

In het verslag van
Journal of Nutritional and Environmental Medicine
staan behandel adviezen
beschreven.

Ga nooit zelf aan
het dokteren.


Druk dit verslag eventueel af en
neem het mee naar uw arts.
De adviezen in
dit verslag
zijn bedoeld voor medisch geschoold
personeel.

Voor de leek
is de tekst slechts informatief
bedoeld.
Het betreft hier om een omvangrijke tekst.